Hoe maak ik autisme
bespreekbaar bij mensen die niet gediagnosticeerd zijn? Dat is de (interessante) vraag die
een zekere Cornutus stelt in een reactie bij de poster 'focus op talenten'. Een
vraag die ik overigens al vaker ben gesteld. Bij een gezellige babbel met een
glaasje bubbels na voordrachten. Tijdens telefoontjes met doodgewone mensen
(zonder autisme) die weten dat ik hier en daar wel eens wat schrijf over
autisme.
Oom aan de drank,
hyperalerte schoondochter, bizarre collega …
De vraag gaat dan meestal over hun
schoonvader. Of over de ietwat stroeve, rigide, technisch perfecte collega op
het werk. Soms ook over de baas die zich volgens hen af en toe wat vreemd gedraagt.
Een andere keer spreken ze bezorgd over die hyperalerte of bizarre
schoondochter die (te) weinig of ongepaste emoties vertoont of er een (te)
aparte levensstijl op nahoudt. En
sociaal is die al helemaal niet, ze blijft nooit bij ons op de bank zitten,
loopt steeds weg. Dat is toch geen voorbeeld voor mijn kleinkinderen?
Of het gaat om die oom of tante die
op feestjes gretig aan de drank zit en dan zeer bizarre rituelen uitvoert. Maar
soms zijn ze ook gewoon bezorgd om die eenzame, alleenstaande oudere man in het
huis aan de gracht. Die komt maar niet buiten, zit 's avonds peinzend aan zijn
keukentafel of gaat vissen waar al jaren geen vis meer is. En die zouden ze
toch wel heel graag helpen. Hoewel toch niet op bezoek bij hen thuis
uitnodigen. 'Stel dat hij
echt autist is, en hij iets vreemd doet in huis'.
Verduidelijking van de
vraag
Bij Cornutus gaat het om collega's
op het werk met wie het minder vlot loopt. Net als alle andere vraagstellers
heeft Cornutus wel eens het net afgeschuimd, of in de bibliotheek gekeken, of
rondgevraagd. Maar net als anderen blijft hij op zijn honger zitten. "Ik lees er nauwelijks iets
over. Het gaat vrijwel altijd over mensen bij wie een diagnose is
gesteld."
Bij het beantwoorden van een vraag
probeer ik meestal eerst goed de vraag te analyseren. Meestal ligt daar al een
groot stuk of zelfs het hele antwoord. Of, beter nog, kan de vraag
verduidelijkt of verfijnd worden. Tot een nieuwe, soms betere vraag. En nu
vraagverduidelijking en fine-tuning in de mode zijn kan ik toch moeilijk
achterblijven.
Een vermoeden van
autisme … of van iets anders?
"Doordat ik nu meer weet van
autisme, begin ik het te herkennen", schrijft C. goed bedoelend. "Ik heb dan ook zeer sterke vermoedens dat een
aantal van mijn collega's en medewerkers autist zijn, of iets wat daar op
lijkt."
Een uitspraak waar ik meestal voor
pas. Al zie ik dat deze uitspraak ook bij een aantal mensen met en zonder
autisme een valkuil blijft. Sommigen onder hen lijken overal autisme te
herkennen. In de buurvrouw. In het genie aan de overkant van de straat of uit
een ver verleden. In de slager om de hoek. In het lief dat hen dumpte. Of nee,
in dat lief zien ze meestal een persoonlijkheidsstoornis. Als het geen
borderliner is, dan wel een narcist.
Hoe meer ik denk te weten over
autisme, hoe meer ik op mijn hoede ben om een vermoeden te hebben over anderen.
Zelfs als we op schijnbaar dezelfde manier communiceren. Of als het klikt of
botst. Omdat ik het eenvoudigweg niet kan weten en het iets heel anders kan
zijn. En in een aantal situaties doet er het niet toe.
Om wie draait het?
Als die mens zelf met een vermoeden
zit, en er iets mee wil doen, en mij op de man af vraagt welke wegen er
mogelijk zijn, zal ik dat vermoeden wel ernstig nemen en mijn ervaringen in
verband met diagnostiek en mogelijke adressen delen. Meestal merk ik dat mensen
dan opgelucht zijn. Dat ze eindelijk eens niet betuttelend worden behandeld, of
dat het weggelachen of weggewuifd, of geminimaliseerd wordt.
Of dat ze eens iemand ontmoeten die
hen volwassen ziet en niet zegt : 'och jong, iedereen is als autistisch genie
geboren, en weet je … Jonathan Swift, Hans Christian Andersen, Herman Melville,
Lewis Caroll, Immanuel Kant, Simone Weil, Erik Satie, Vincent van Gogh, Ludwig
van Beethoven, … allen waren autistisch. Jij bent helemaal niet zo slim en je
kan praten, wat zeur je dan over autisme? Jij bent gewoon verlegen, ik ken daar
een goede cursus voor'.
Onderscheid tussen
vermoedens van ouders en de ruimere omgeving
Maar als iemand uit de omgeving mij
vraagt 'hoe kan ik hem/haar overtuigen dat hij/zij autisme heeft/autistisch is,
zodat hij/zij aanklopt bij een centrum voor autisme', dan heb ik het daar iets
moeilijker mee.
Daar maak ik wel een onderscheid
tussen ouders en mensen uit de minder directe omgeving.
Ouders hebben meestal niet zomaar
het vermoeden van autisme bij een of meerdere van hun kinderen.
Meestal verwijs ik hen naar het luik
Diagnose
in de Praktische Gids van de interessante website over 'autisme
begrijpen', 'mijn kind
helpen in zijn ontwikkeling' en 'de
omgeving ondersteuning' van Participate!. Ook het
stukje 'Is
een diagnose nodig', en 'de
diagnose en emoties' kunnen interessant zijn om lezen.
Al zeg ik er hen wel meteen bij -
als ze mij hierover tenminste vragen stellen - dat een diagnose zoeken niet
meteen een weg naar genezing of 'symptoomvrij leven' is of aa de andere kant
dat hun kind meteen via het buitengewoon onderwijs naar een voorziening spoort.
Al hoeft dat laatste niet meteen negatief te zijn als de kwaliteit van bestaan
van het kind zelf erop verbetert (minder stress, meer
ontwikkelingsmogelijkheden).
Op zoek naar een label
of naar een oplossing?
Bij mensen uit de wijdere omgeving
twijfel ik niet zozeer aan hun goede bedoelingen om het autisme aan te brengen.
Wel omdat ik vind dat zoiets vaak niet de oplossing is, en misschien zelfs een
symptoom van het probleem, namelijk dat de communicatie niet goed verloopt. Of
dat het idee van een 'goed leven' gewoon anders is. Als die eenzame man graag
gerust gelaten wordt, en daar geen last van ervaart, wie heeft er dan een
probleem?
Als iemand mij na een voordracht,
bij een hapje en drankje zegt: 'dat is aanstaande schoonzoon daar, denk je niet
dat hij autisme heeft, jij als deskundige terzake?', dan durf ik ook wel eens
antwoorden: 'mevrouw, ik dacht net, wat leuk dat er vanavond een knappe
autistische vrouw gezellig met mij komt kletsen'.
Bewustzijn, zelfzorg
en positieve communicatie
Als partner of als iemand uit de
omgeving is het bovendien best mogelijk 'de verdachte' 'mee te sleuren' naar
een avond rond autisme, naar een eerste gesprek in een centrum voor autisme,
naar een gesprek met een relatietherapeut …
Maar als die persoon zelf zich niet
bewust is van de kern van het conflict (geen rekening houden met de ander,
verschillende visies op samen leven, andere prioriteiten in het leven), dan is
aan degene die daar wel bewust is om er iets aan te doen en om te zien wat er
wel goed loopt.
Misschien is zelf veel te weten te
komen over autisme (wat het is en niet is, hoe ermee om te gaan, hoe je eigen
ruimte te behouden) nog het beste. Om proberen tot positieve communicatie te
komen. En bewustzijn van eigen onduidelijkheid, beperkingen of details die voor
de andere struikelblokken van jewelste zijn. Of om uiteindelijk zelf te
besluiten dat het beter is tot een andere vorm van samenleven te komen.
Door in contact te treden met andere
partners/ouders van mensen met autisme, of met mensen met autisme zelf. Of door
boeken te lezen of blogs als deze te volgen. Er zijn dan natuurlijk mensen die
vinden dat ze zelf niets te leren hebben van mensen met autisme of van ouders.
Of die vinden dat 'echte autisten' geen blogs schrijven of geen voordrachten
geven. Dat is hun goede recht maar volgens mij blijven ze dan eerder met een
erg schraal beeld van autisme.
Autisme bij je
collega's … hoera!
Toch hoeft het niet noodzakelijk
altijd negatief te zijn autisme in je collega's te ontdekken.
Mensen met autisme zijn immers
vooral mensen … die vaak een andere werkorganisatie hebben en voor vaak andere
arbeidselementen stressgevoelig zijn dan niet-autistische collega's. Het is ook
helemaal niet negatief borderline, of schizofrenie of sociopathologie of Down
of pakweg Albright's osteodystrofie te ontdekken in je collega's. Of voor mijn
part in jezelf. Het kan de werksfeer alleen maar bevorderen.
Bij de meeste mensen blijft het
echter bij het hebben van vermoedens of impliciet labelen van collega's.
Sommigen doen dat in functie van een verborgen agenda. Altijd handig om aan te
voeren in een functionerings – of evaluatiegesprek, denken ze. Met als risico
dat zoiets tegen hen keert.
Duidelijker zijn
Cornutus zelf probeert zijn collega's
op een andere manier te benaderen. "Ik probeer duidelijker te zijn."
Tot daar niets verkeerd, al blijft
het toch nog vaag wat "duidelijk" concreet is. Zowat iedereen vindt
van zichzelf wel dat hij of zij duidelijk communiceert, van de mompelende landman
tot de topbrulboei par excellence. En wie werkt aan duidelijkheid vervalt naar
mijn ervaring al snel in betutteling door visualisatie of uitleg die niet
aangepast is aan de ontwikkelingsleeftijd of het opleidingsniveau.
Bedoeling dat
irritaties verminderen
Een andere valkuil is zelf proberen
in te vullen wat mensen die 'anders lijken' voelen of denken, of hun
handelingen proberen te verklaren zonder het hen op de man of vrouw af te
vragen.
Zoals Cornutus schrijft: "Ik
weet dat ze niet altijd goed kunnen vertellen wat ze voelen, dus probeer ik hen
op weg te helpen. Ik realiseer me dat sommigen het bedreigend vinden om aan
iets onbekends te beginnen."
Bij Cornutus blijkt de uiteindelijke bedoeling
eerst en vooral een daling van zijn irritatie, en met een beetje geluk ook een
positieve evolutie in de samenwerking. "Ik geloof dat de samenwerking dan
wel verbetert, maar in elk geval irriteer ik me veel minder aan hun
gedrag."
En daar hebben we opnieuw een
valkuil volgens mij. Dat mensen met gedrag dat irriteert, omdat ze moeite
zouden hebben met (al dan niet terechte, al dan niet rechtvaardige of goed
uitgelegde) veranderingen autistisch zouden zijn.
Gedrag omschreven als
weerstand
Voor Cornutus is het duidelijk:
"hun gedrag zou ik kortgeleden nog omschrijven als weerstand".
Ah, het hoge woord is eruit …
weerstand. Een term die mij al vele keren onvermoeibaar is uitgelegd door
psychoanalisten als: "het
is de fout/schuld van de ander die niet mee wil, een blokkade in een positief
veranderingsproces, soms een vorm van non-commitment, of gewoon het zich niet
willen schikken naar wat uiteindelijk onvermijdelijk is."
Zelf zie ik weerstand eerder als een
reactie op niet meer mee zijn met wat gebeurt of met een veranderingsproces in
een organisatie of in het algemeen het leven zelf.
Weerstand is zelfs positief. Het is
pas een signaal dat er iets verkeerd loopt als er geen weerstand meer getoond
wordt. Dan is er volgens mij apathie, gelatenheid, en dan is de persoon of de
groep in kwestie niet alleen de draad kwijt, maar ook de gedrevenheid en
energie om die draad te willen opnemen.
Een voortdurend
onzekere bedrijfssituatie … voor niemand leuk
In een poging aan te geven waarvoor
er precies weerstand is, schetst Cornutus de situatie.
Het gaat om een bedrijf met een
afdeling waar C. een van de verantwoordelijken is. Een nieuwe afdeling, pas een
jaar geleden opgericht. Het is ook nog niet helemaal duidelijk welke taken en doelen
er precies zijn, hoe ze zich verhouden binnen de organisatie.
Een lastige situatie, en lang niet
alleen voor mensen met autisme, denk ik. In elk geval heeft C. een aantal
inhoudelijk sterke medewerkers, die, net als iedereen, hun draai nog moeten vinden.
De meesten zijn tussen de veertig en zestig jaar, dus zeer waardevolle krachten
met veel ervaring.
Naast de onzekerheid over taken en
doelen op dit moment, is er ook nog een onzekerheid op langere termijn.
"We weten ook niet hoe we er over een jaar voor staan." vermeldt C.
Er zijn mensen die al voor minder op zoek zouden gaan naar een andere baan.
Maar als veertigplusser is dat vaak niet zo eenvoudig, dus blijven ze.
Misschien met het gevoel dat ze gevangen zijn in een zwalpend schip met een kapitein
die niet weet waar het heen moet.
Een lesje
organisatiedynamiek
Zo'n snel veranderende dynamische
organisatie staat of valt volgens mij mensen aan het roer met veel voeling voor
de draagkracht, individuele creativiteit, ervaring, en tempo van de individuele
werknemers én van de groep op zichzelf.
Als ik iets heb onthouden uit de
workshops groepsdynamiek is dat er maar sprake kan zijn van een groep wanneer
de taken en doelen uitgeklaard zijn. En dat vergt uiteraard een visie, die dan
weer gecommuniceerd moet worden in een taal die iedere werknemer kan verstaan.
Desnoods individueel, in een gesprek
van mens tot mens, op zoek naar een gemeenschappelijke taal, met uitwisseling
van ideeën en door ermee rekening te houden, zeker als het technisch sterke
werknemers zijn. Pas dan kan een groep groeien in flexibel handelen en telkens
nieuwe manieren zoeken, wat eigenlijk gewoon oplossingsgericht werken betekent.
Wanneer het niet vlot loopt in een
organisatie zal elke werknemer daar anders op reageren. Terwijl sommigen
afwachten, vragen anderen om informatie, of vertrekken naar betere oorden.
Wanneer mensen met onzekerheid absoluut niet om kunnen, hoeft niet noodzakelijk
te duiden op een onvermogen, blokkade of hapering. Of op autisme.
Niet te snel denken
aan autisme binnen een organisatie
Cornutus redeneert dus iets te snel
dat het zou gaan om autisme. Dat de medewerkers in kwestie in een andere
organisatieomgeving beter zouden kunnen functioneren, is waarschijnlijk ook
voor hen duidelijk. Maar misschien ligt dat ook aan de communicatie en het
overleg, en dat komt steeds van twee of meer kanten. En dat dit stress
oplevert, voor meerdere mensen, is duidelijk. Wellicht is die stress (en erger)
er al overvloedig.
Iets anders waar ik het zelf vaak
moeilijk mee heb is het roddelen over bepaalde collega's en/of het (impliciet)
labelen. Zoals C. zegt: "Met sommige andere collega's (niet-autisten)
bespreek ik wel eens de mogelijkheid van onontdekt autisme op het werk en ook
zij herkennen dat." Die neurotypicals smullen wellicht van zo'n kans om
voorsprong te nemen.
Redelijke aanpassingen
bespreekbaar maken
Het komt er volgens mij om
bespreekbaar te maken wat er beter zou kunnen, zonder het te hebben wat C. of
zijn neurotypische collega's verstaan onder autisme.
Als de groep werknemers waarvan
sprake zelf beginnen over een eventuele zoektocht, en de term autisme (of
asperger) alsnog vermelden, kan C. nog steeds begripvol toevoegen dat hij dit
ook in gedachten had.
En samen met hen op zoek gaan naar
redelijke aanpassingen op de werkvloer. In een gesprek van mens tot mens
waarbij ideeën over wat er goed en minder goed loopt uitgewisseld worden.
Aanpassingen die beter arbeidsomstandigheden moeten creëren. Zoals aangepaste
communicatie, want daar loopt het vaak verkeerd.
Soms kan een werkgever aansturen op
een jobcoach, en daarvoor is dan soms een diagnose autisme nodig. Ik denk dan
aan het verhaal van Jaap Brandt in het boek 'Autipower', waar zijn werkgever
zelf een zetje gaf aan Jaap om hieraan te werken.
Al kunnen collega's en werkgevers
die iemand 'autist' noemen ook wel eens een gesloten communicatiestijl hebben
en misschien ook in aanmerking komen voor een diagnose autisme.
Een aanleiding tot
waardering in plaats van afdanken …
Bovendien mag werknemers of collega's
benoemen met de term autisme geen aanleiding zijn om ze af te danken of in een
nepstatuut te manoeuvreren. Het zou veeleer een reden moeten zijn om
enthousiast te worden over nieuw aangeboorde talenten.
Voor mensen buiten de werksituatie
geldt volgens mij hetzelfde. Een concrete verbetering van de situatie gaat voor
alles. En zelfs als de persoon in kwestie mij vraagt wat er aan de hand zou
kunnen zijn met hem, zal ik proberen mee te denken naar concrete oplossingen.
De term 'autisme' laten vallen, of boeken of films aanraden, heeft volgens mij
eerder een tegenovergesteld effect.
Tot slot: een
aanleiding tot reflectie …
Om af te ronden is het dus eerder de
omgeving zelf die zich vragen zou moeten stellen. Over de eigen
communicatiestijl. Over waarden & normen die gehanteerd worden. Of die niet
gewoon uit statusangst overgenomen worden zonder te weten wat ze eigenlijk
betekenen. Filosoof Alain De Botton heeft daarover trouwens een interessant
boek(je) geschreven.
Over
wat écht belangrijk is dus. Goed uitgevoerde taken of groepsfunctioneren waar
niemand echt doet wat moet. En over de visie die men aanhoudt, in de diverse
relaties, in de organisatie maar ook van mens tot mens en in partnerrelaties.
Kortom, zichzelf durven in vraag stellen, en niet (enkel) iemand met autisme of
diens kwaliteiten